Ik baal als een stekker als ik zie dat mijn zelfgemaakte overheerlijke salade van gekookte wortel, aardappel en rode biet letterlijk in het water is gevallen.
Net nu we eindelijk weer mogen samenkomen met collega’s. Dit keer om te leren schrijven over ons vak.

Het probleem is niet zozeer dat er te weinig eten is, zeg ik tegen mezelf. Er is soep en brood en er zal zeker niemand verhongeren. Maar een deel van mij vindt het vreselijk om eten weg te gooien.

Terwijl ik het water afgiet en daarmee ook de heerlijke veganistische mayonaise vraag ik mezelf af hoe het kon gebeuren. Hoe had ik zo stom kunnen zijn om de pan met nog warme salade in mijn ijsbad te plaatsen in plaats van op de bodem in een ondiepe bak? En nog wel hangend aan de handvaten. Natuurlijk ging hij scheef hangen en kon het ijswater erin lopen.

Zelf ben ik niet vies van mijn ijsbad-water. Zal ik het gewoon niet vertellen? Misschien merkt niemand het. Dan hoef ik geen drie dagen lang salade te eten. Want weggooien, nee dat vind ik zonde van de biologische ingredienten. Maar nee, ik kan het niet maken om dit aan mijn gasten voor te zetten. Dan wil niemand hier ooit meer komen.

De verschillende stemmen in mijn hoofd discussiëren met elkaar.

Ik besluit om mijn vriendin te bellen en te vertellen wat er is gebeurd. Ik voel opluchting, bevrijding. We kunnen er zelfs om lachen. Zij zegt: “Stel dat er mensen ziek van worden.” Nou, dat kan ik me echt niet voorstellen. Waarom zouden ze ziek worden? Nee, mijn argument is dat ik graag open en eerlijk wil zijn. Dat voelt beter.

Ik besluit om erover te schrijven, in de schrijfworkshop. Iedereen lacht om mijn verhaal.

En zowaar, in de pauze durven verschillende mensen de salade gewoon te eten. Dat had ik niet verwacht. De smaak is helaas wel wat… waterig.

Er is nog best veel over. Maar nu voel ik me vrij om de rest door de wc te spoelen. De salade heeft zijn dienst bewezen.

Vrijheid om te kiezen.